Onze tolk, een vrouw van onze leeftijd, had op de Krim onderkomen geregeld, maar dat voldeed niet aan onze 'westerse wensen'. Lex kan heel goed met die lui dus er werd samen met de tolk iets anders geregeld en zo belandden we een week in een huisje van een wasvrouw van het plaatselijke sanatorium, vlakbij zee. Je moet je voorstellen dat de Krim er uit zag als zuid Frankrijk, maar dan zoiets als in de jaren 50, zonder restaurants, geen cafés of leuke winkeltjes.
Met een pan in de tas naar de markt, vlees kopen waar de minste vliegen op zaten. Groente los in je tas. Drie flessen Cava kopen en dan was de winkel leeg. De bergen in voor boter, verkrijgbaar bij een boerderij. Iedere dag verse tomaten en paprika, dat kochten we bij de buren die een tuin hadden.
“s Avonds zwemmen in zee, de algen in zee gaven licht en de sterrenhemel was adembenemend mooi.
Op het strand, zand tussen gezellig betonblokken-mikado, keken de mensen naar ons alsof we een attractie waren, blijkbaar vielen we op tussen de zwaar gebreide zwembroeken en treurige badpakken. Helemaal toen de inhoud van mijn handtas een keer over de grond rolde. Vriendelijke mensen hielpen met het verzamelen van mijn spullen en bestudeerden nieuwsgierig allerlei -voor hun onbekende, maar voor ons simpele- drogisterij artikelen.
Op de weg terug naar Kiev viel het op dat het leek of je door Frankrijk reed en stond de trein soms lang stil bij een perron. Dan konden we fruit kopen, brood, koffie, limonade en worst.
Zo stopte er ook een militaire trein naast ons, op weg naar Tsjetsjenië vol met soldaten (ik ging maar even wat anders doen). Lex en onze vriend knoopten een gesprek aan. De militair had een treurige blik en een heel verhaal, geen zin om oorlog te voeren. We gaven hun sigaretten en wensten hun een veilige terugkeer. If the Russians love their children too, een mooi lied van Sting, klinkt in mijn hoofd. Sterkte mooi Oekraïne!